Ongetwijfeld heeft u gehoord van de arbeidsdeal, een pakket maatregelen die de federale overheid nam om de arbeidsmarkt te hervormen. Een minimum aan opleidingsdagen per werknemer en per jaar, moet voortaan worden gegarandeerd. Klik hier voor de volledige wettekst.
Om ervoor te zorgen dat elke werknemer toegang heeft tot opleiding, is vanaf 2023 een individueel opleidingsrecht ingevoerd voor werkgevers vanaf 10 werknemers. Hiermee zet de overheid werkgevers aan tot initiatieven die levenslang leren bevorderen.
Er zijn 3 bedrijfscategorieën:
In PC126 Stoffering & Houtbewerking werd op 28 september 2023 een CAO afgesloten over deze materie. De sociale partners hebben voor het opleidingsluik van de arbeidsdeal het volgende afgesproken:
Omdat hier geen specifieke CAO werd afgesloten tussen de sociale partners, is het algemeen individueel opleidingsrecht van toepassing.
Dit wil zeggen dat in bedrijven met minimaal 10 en maximaal 19 werknemers elke werknemer minimaal 1 dag opleiding moet krijgen. In bedrijven met 20 of meer werknemers had elke werknemer in 2023 recht op 4 dagen opleiding en sinds 2024 heeft elke werknemer recht op 5 dagen opleiding.
Om te bepalen hoeveel werknemers een onderneming tewerkstelt, wordt een complexe berekening gemaakt op basis het gemiddelde van de personeelsbezetting over 4 kwartalen. In de meeste gevallen zal er geen discussie zijn, maar als u net op de grens zit, bvb net minder of meer dan 10 of 20 werknemers, vraag dan het advies van uw sociaal secretariaat, die de correcte cijfers heeft en voor u de berekening kan maken.
De wetgever is zeer soepel in het definiëren van een opleiding. Alle vormen van opleiding (formeel, informeel, werkplekleren, afstandsonderwijs, fysiek, digitaal…) komen in aanmerking. Ook beursbezoeken en zelfstudie kunnen hier mee in opgenomen worden. De opleidingstijd moet wel steeds als werkuur worden bezoldigd.
Het is de taak van de werkgever om de opleidingsdagen per werknemer als volgt te bepalen: A x B x C
A = toegekende opleidingsdagen voor een FTE
B = arbeidsregime in verhouding tot voltijds
C = aantal maanden tewerkgesteld / 12 (enkel voor werknemers aangeworven in de loop van het kalenderjaar)
Het saldo van de niet-opgebruikte opleidingsdagen wordt op het einde van het jaar overgedragen naar het daaropvolgende jaar, zonder dat dit saldo in mindering mag gebracht worden van het opleidingskrediet van de werknemer in dat volgende jaar. Op het einde van een periode van vijf jaar wordt het saldo van het beschikbare opleidingskrediet op nul gezet.
Bedrijven met 20 of meer werknemers, moeten een opleidingsplan voor minimum 1 kalenderjaar opmaken, werknemer per werknemer. Bij de uitwerking van het opleidingsplan dient de genderdimensie in aanmerking te worden genomen.
Dat opleidingsplan moet ten laatste op 15 maart voorgelegd worden aan de OR, syndicale delegatie of de werknemers zelf. Uiterlijk tegen 31 maart is het opleidingsplan bekend.
Het opleidingsplan wordt bewaard in de schoot van de onderneming. De werknemers hebben op eenvoudige vraag toegang tot het opleidingsplan. De werkgever zendt binnen de maand na de inwerkingtreding van een opleidingsplan op elektronische wijze een afschrift daarvan aan de bevoegde ambtenaar (FOD WASO).
De Minister van Werk werkt nog aan de uitvoeringsmodaliteiten van deze wetgeving.
Dit zijn de voorlopige krachtlijnen van administratieve verplichtingen:
Deze registratieplicht geldt voor alle bedrijven, dus ook voor de bedrijven met minder dan 10 werknemers.
Download hier een voorbeeld Excel voor registratie van opleidingen:
OF